De Nordmann-spar (Abies nordmanniana), Kaukasische spar of Krimspar is in 1838 door de Finse bioloog Alexander von Nordmann (1803-1866) in West-Europa geïntroduceerd en wordt meer en meer als kerstboom gebruikt. Dit komt doordat de naalden minder snel uitvallen dan die van de fijnspar (Picea abies). Het nadeel is wel dat de boom veel duurder is, doordat het twee keer zolang duurt voordat de boom 1,5-2 m hoog is. Maar niet bij het VTC!
Denemarken is een belangrijke producent met een export van 5 miljoen bomen per jaar. De boom wordt in Europa ook veel aangeplant voor de productie van hout, dat wit van kleur is.
De Nordmann-spar behoort tot het geslacht zilverspar (Abies) en komt oorspronkelijk uit de omgeving van de Zwarte Zee (Turkije, Armenië, Georgië, Noord-Kaukasus). De naalden zijn zachter dan die van de fijnspar. De naalden staan rondom de twijg ingeplant en in tegenstelling tot de fijnspar komt bij alle zilversparren niet een deel van de bast als ‘vlaggetje’ mee als een naald wordt uitgetrokken. De naald van de Nordmann-spar is plat, 1,8-3,5 cm lang en 2 mm breed met stompe top. De dikte van de naald is ongeveer 0,5 mm. De bovenkant van de naald is glimmend donkergroen en op de onderkant zitten huidmondjes in twee blauw-witte lengtestrepen.
De boom kan 60 m hoog en 2 m in stamomtrek worden en is kegel- tot zuilvormig. In het UNESCO Werelderfgoedreservaat Westelijke Kaukasus in Rusland zijn zelfs exemplaren gesignaleerd met een hoogte van 85 m, waarmee het de hoogste boom is van Europa. De boom heeft op jonge leeftijd een gladde bast, die pas op zeer hoge leeftijd gegroefd is. Op de bast zitten harsblaasjes.
De takken staan in kransen rondom de stam. De zijtakken staan in twee rijen min of meer tegenover elkaar. De boom is eenhuizig en plant zich voort in april. De kegels staan bovenop de takken, zijn 10-20 cm lang en 4-5 cm breed met 150 tot 200 schubben. In elke schub zit een tweevleugelig zaadje.